Niemand stelt de eis om samen Nederland te maken

Niemand stelt de eis om samen Nederland te maken

Frustratieinspiratie XI. Frustratieinspiratie is een serie van blogs die ik schrijf naar aanleiding van iets dat mij frustreert. Dit keer is het wens van iedereen om Nederland en steden samen te maken. Iedereen zegt het te willen, maar niemand die opstaat en dit eist. Zolang dit niet gebeurt zal er weinig veranderen, ook niet in 2016. ‘De gewone man’ staat dankzij een uitspraak van Hans Leeflang verderop in dit blog symbool voor alle mensen in Nederland. 


Dit jaar ben ik starter-af. Het is mijn zesde jaar in dit ondefinieerbare vakgebied dat afgelopen jaar een naam heeft gekregen: stadmaken. Om verwarring te voorkomen heeft de, voor mij, eerste gebruiker van dit woord zijn bedrijfsnaam veranderd: van Stadmakers in
Kris Oosting. Kris, de man die ook al zes jaar doet wat het woord inmiddels betekent.

Kris en ik
De afgelopen jaren waren Kris en ik elkaars sparringpartner. We hebben aardig wat avondjes doorgebracht in eetcafés door heel Nederland. Met enkele vakgenoten trokken we door elkaars stad, op zoek naar lokale opgaven en oplossingen. Couleur Locale noemde Kris het. We leerden het stadmaken kennen en improviseerden net als alle anderen: samen knutselden we aan ons vak. Het vak dat in 2015 een feit is geworden, mede dankzij Pakhuis de Zwijger en het boek Het nieuwe stadmaken van Simon Franke, Jeroen Niemans en Frans Soeterbroek.

Het gedachtegoed achter het stadmaken is wijdverspreid. Zo ver dat het Rijk er dit jaar om vroeg: zij zochten landmakers. Zij die niet alleen de stad maar ook het ommeland maken. Hans Leeflang riep 2015 uit tot het Jaar van de Ruimte. De grote vraag na 25 jaar VINEX: “Wie maakt Nederland?”.

Couleur Locale op Ruimteverkenning in Jaar van de Ruimte
Een natuurlijk jaar voor Kris en mij om door te pakken. Dankzij Platform31 en later ook De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed konden we een project maken van Couleur Locale dat een plekje kreeg binnen het Jaar van de Ruimte. De Ruimteverkenning was geboren. Met dertig vaste deelnemers voerden wij langs vijf regio’s met elk een eigen karakter, een eigen problematiek en een eigen ontwikkelingssnelheid. Op zoek naar de ruimtelijke opgaven van de toekomst en het verhaal van de plek. De Ruimteverkenning resulteerde in dit verslag en deze routekaart van (het door ons bezochte deel van) Nederland. Een mooi resultaat waar we trots op zijn. Toch gaan we 2016 vooral in met vragen over de toekomst van ons land.

De gewone man
Belangrijk in het Jaar van de Ruimte was het bereiken van ‘de gewone man’; de burger. Hoe kunnen we de burgers betrekken bij de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland? “De gewone man”, meende Leeflang tijdens de slotbijeenkomst van het Jaar van de Ruimte, “die is nog niet bereikt”. Hebben de burgers niet meegedaan aan het manifest? Is dat wat Leeflang bedoelde? Want wij – stadmakers, landmakers, ruimteverkenners, wat dan ook – wij werken toch samen met de gewone man en wij vertalen de verhalen die wij horen en de dingen die wij zien toch binnen de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland? Laat ik mezelf als voorbeeld nemen.

Organisatiekracht van gewone man groeit
Met trots heb ik ook afgelopen jaar samengewerkt met bewoners, ondernemers, eigenaren, ontwikkelaars en overheid. In Merwede, Utrecht en in Rijnhuizen, Nieuwegein. Met de bewoners van Plettenburg, die de geschiedenis en toekomst zijn van Rijnhuizen, met skaters en boulderaars die de identiteit mede vormen van Merwede. Met de Vechtclub XL, die van gebruiker misschien wel ook wel eigenaar wordt in 2016. Met een beetje geluk ontstaat er in Merwede een gebruikerscollectief dat het OPG-terrein kan herontwikkelen. De organisatiekracht van de gewone man groeit en lokale kennis wordt meer en meer ingezet in het stadmaken.

Connectie met Rijk mist nog schakels
Natuurlijk weet Leeflang wat er allemaal al gebeurt in Nederland. Ik ben er van overtuigd dat hij niet bedoelde dat het vakgebied deze gewone man niet heeft bereikt in 2015. Toch zijn we er inderdaad nog niet. Wat volgens Kris en mij nog gedaan moet worden is een doorvertaling van de resultaten van het Jaar van de Ruimte naar het beleid en de aanpak van overheden.

Een bevestiging daarvan kregen wij dezelfde dag nog, tijdens de slotbijeenkomst van het Jaar van de Ruimte, toen Minister Schultz onze expositie kort bezocht. Zij benadrukte dat zij blij was dat wij op zoek zijn gegaan naar lokale opgaven. Want uiteindelijk vraagt elke plek om een eigen aanpak. Dat kan het beste vanuit de regio zelf gebeuren, vond zij.

Kaders nodig vanuit het Rijk
Het Rijk moet zich er dan misschien niet te veel mee bemoeien, maar wat kan zij dan wel doen? Wat is haar opgave na 25 jaar VINEX? In de dilemma’s (onderaan de kaart) die wij overhielden na de Ruimteverkenning kwam onder andere naar voren dat het Rijk volgens ons een sterk nationaal kader moet stellen. Wat dit kader moet zijn en waar de vrijheid van regio’s zit, daar willen we als Ruimteverkenners verder over nadenken. Misschien is 2016 het jaar voor een reeks landingen van de Ruimteverkenners in de verschillende regio’s.

Een paar ideeën kwamen uit onze discussies het afgelopen jaar al wel naar voren. Zoals een verdere decentralisatie van het belastingstelsel, want bij verantwoordelijkheid hoort ook een budget. Op de slotbijeenkomst twitterde ik dat het Rijk misschien wel de lokale overheden moet dwingen om met die gewone man samen te werken. Met of zonder stadmaker overigens.

Dit tweede vind ik nodig, omdat ik het zelfs in de projecten waar ik aan werk een fragiel onderdeel vindt. Bovendien: in de meeste gevallen zijn het toch nog de ambtenaren en eigenaren/ontwikkelaars die plannen maken en de raad die, als vertegenwoordiger van de gewone man, de knoop doorhakt op het moment dat de meeste plannen al zijn dichtgetimmerd. Niemand die van hen eist dit anders te doen.

Organisatiekracht verzilveren
Wat ik nog mis is meer speelruimte voor een lokale organisatie. Een organisatie waar alle partijen een gelijke stem hebben. Waar professionals belangen afwegen en de mogelijkheid krijgen om wensen en verhalen te vertalen naar toekomstplannen. Waar zij lokale kennis vertalen in projecten zoals collectief onderhoud van de openbare ruimte, lokale energievoorzieningen en sport- en speelplekken en -objecten. Bij Meer Merwede hebben we zoveel mooie ideeën en plannen opgehaald, nu is mandaat en budget nodig om door te pakken. Maar de beslissing hierover ligt niet bij ons en moet door de gemeente voorgesteld worden aan de raad. Wij kunnen als lokale organisatie de gemeente en betrokken ontwikkelaars en eigenaren adviseren om hieraan mee te doen. Hen overtuigen samen te werken met de gewone man, terwijl niemand van ons, noch van de gemeente of eigenaren/ontwikkelaars, eist om dit stukje Nederland samen te maken.

Een kader: een eis van het Rijk
Daar kan ik als stadmaker het Rijk gebruiken en dat is waarom ik vind dat lokale overheden door het Rijk gedwongen moeten worden om samen te werken met de gewone man. Lokale overheden die hierdoor op hun beurt ditzelfde moeten eisen van ontwikkelaars en eigenaren. Hoe weet ik niet, daar hoop ik dit jaar een antwoord op te vinden. Gelukkig heb ik in de projecten waaraan ik werk veel vertrouwen in de gebiedsmanagers, eigenaren en ontwikkelaars waarmee wij aan tafel zitten. Maar fragiel is het wel, want het staat nergens vast. Wat als dat vertrouwen er niet was?

Iedereen roept het, maar niemand stelt de eis om Nederland samen te maken. Dit is wat ik meeneem uit het jaar van de ruimte en waar ik iets aan wil veranderen in 2016.